Afgelopen 15, 16 en 17 maart hebben we mogen stemmen voor de Tweede Kamer verkiezingen. We hopen dat het een prettige ervaring voor jullie was en dat jullie wat hebben gehad aan onze tips. Natuurlijk hebben we al uitgelegd waarom het belangrijk is dat we van ons stemrecht gebruik maken, maar we willen jullie graag nog vertellen wat er met jullie stem gebeurt nadat jullie je stempas in de stembus gedaan hebben.
Rosa Boerlage en Niels van Nobelen
De verkiezingen zijn voorbij, wat nu?
Je vraagt je misschien af wat er met je stem gebeurt na het sluiten van de stembussen. Deze stembussen sluiten op woensdag 17 maart om 21:00, zodat iedereen voldoende tijd heeft gehad om zijn of haar stem uit te brengen op één van de 37 partijen die aan deze verkiezingen meedoen. De leden van het stembureau beginnen op dat moment met het handmatig tellen van de stemmen. De stembureauleden stellen dan eerst vast hoeveel kiesgerechtigden gestemd hebben. Zij doen dit aan de hand van het tellen van het aantal geldige stempassen, kiezerspassen en volmachtsbewijzen. In onze gemeente gebeurt deze stemmentelling in alle stembureaus, maar er zijn ook gemeenten waarin een centrale stemming plaatsvindt. Deze centrale stemming vindt plaats op 18 maart.
Allereerst wordt op lijstniveau geteld. Dit betekent dat alle geldige stemmen op politieke partijen worden opgeteld. Dit wordt de sneltelling genoemd en de stembureaus geven de uitslag hiervan zo spoedig mogelijk door aan hun gemeente. Op basis van deze sneltellingen presenteert de NOS op de avond van de laatste verkiezingsdag de voorlopige uitslagen. In dit geval is dat dus op de avond van 17 maart.
Na de telling op lijstniveau worden de stemmen per kandidaat geteld. Dit wordt gedaan vanwege voorkeurstemmen. Dit wordt later in het artikel behandeld. Na het tellen van deze stemmen maakt het stembureau hiervan een proces-verbaal (een papieren verslag) op. Dit proces-verbaal wordt in persoon naar de gemeente gebracht.
Evenredige vertegenwoordiging
Nu je weet hoe de stemmentelling verloopt, is het belangrijk om te weten hoe jouw stem zich vertaalt naar de praktijk. Dit heeft alles te maken met ons kiesstelsel. Doordat Nederland een stelsel heeft met evenredige vertegenwoordiging wordt de zetelverdeling bepaald op basis van alle uitgebrachte, geldige stemmen. Hoe meer stemmen een partij ontvangt, des te meer zetels krijgt deze partij.
Om een zetel te kunnen winnen moet een partij wel eerst de kiesdeler halen. De kiesdeler is het totale uitgebrachte stemmen gedeeld door het aantal beschikbare zetels. Omdat er in de Tweede Kamer 150 zetels zijn, worden alle uitgebrachte stemmen dan dus gedeeld door 150. De hoeveelheid zetels bepaalt dus de grootte van de partij en daarmee ook de invloed die ze hebben in de besluitvorming van ons land.
Een voorbeeld ter illustratie van de kiesdeler:
Tijdens de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 hebben 10.516.041 stemgerechtigden hun stem uitgebracht. Om de kiesdrempel te bepalen wordt het totaal aantal stemmen gedeeld door 150. De kiesdeler voor een zetel in de Tweede Kamer is dan 10.516.041 : 150 = 70.106. Elke keer dat een partij 70.106 stemmen ontvangt, krijgen ze een zetel en dus een vertegenwoordiger in de Tweede Kamer.
Misschien is je al opgevallen dat het met deze rekensom ook het geval kan zijn dat je niet op een mooi rond getal uitkomt. Als een partij in 2017 bijvoorbeeld 100.000 stemmen ontving, kregen ze maar 1 zetel, aangezien ze de kiesdeler niet 2 keer haalden. De overige 30.000 stemmen gaan echter niet verloren. In zo’n geval worden er nog restzetels verdeeld. Dit geldt ook voor de partijen die de kiesdeler niet hebben gehaald, aangezien zij sowieso geen zetel krijgen. De kiesdeler fungeert dus ook als kiesdrempel. De verdeling van de overige stemmen en de stemmen op partijen die de kiesdrempel niet gehaald hebben worden verdeeld volgens de methode van het grootste gemiddelde.
De verkiezingen van 2017 worden wederom gebruikt als voorbeeld:
In 2017 was de situatie als volgt. 142 zetels konden direct toegekend worden aan partijen, maar de overige 8 zetels moesten nog worden verdeeld.
De methode van het grootste gemiddelde vindt plaats in een aantal stappen. Ten eerste wordt bij elke partij het gemiddeld aantal stemmers per zetel berekend. Om te bepalen welke partijen de grootste gemiddelden hebben wordt het totaal aantal stemmen op een bepaalde partij gedeeld door het aantal volwaardige zetels + 1.
Dit gaat als volgt:
Eerst moeten we weten op hoeveel stemmen een partij recht had volgens de kiesdeler in 2017. Gekozen is voor een vergelijking van de twee grootste partijen. De VVD werd de grootste partij met 2.238.351 stemmen, gevolgd door de PVV met 1.372.941 stemmen. Als we dit delen door de kiesdeler van 2017 dan krijg je de volgende berekening voor het aantal zetels:
VVD: 2.238.351 : 70.106 = 31,928 zetels
PVV : 1.372.941 : 70.106 = 19,583 zetels
Volgens de kiesdeler zouden de VVD 31 zetels en de PVV 19 zetels krijgen, maar dit werden uiteindelijk 33 zetels voor de VVD en 20 zetels voor de PVV.
Deze extra zetels kregen ze door de berekening van het grootste gemiddelde. Bij alle partijen wordt het aantal stemmen per zetel berekend. In deze berekening wordt bij elke partij 1 zetel toegevoegd aan de zetels die ze kregen via de verkiezingsuitslag. Om te berekenen welke partij in de Tweede kamer recht heeft op een extra zetel worden alle gemiddelden van partijen met elkaar vergeleken en de partij met grootste gemiddelde krijgt de eerste restzetel. Dit klinkt misschien lastig maar het gaat als volgt.
Als we weer de VVD en PVV als voorbeeld nemen dan krijg je de volgende berekening voor het gemiddeld aantal stemmen per zetel:
Stemmen op een partij : (zetels + 1) = gemiddelde stem per zetel
VVD: 2.238.251 : (31+1) = 69.945 stemmen per zetel.
PVV : 1.372.941 : (19 + 1) = 68.647 stemmen per zetel
Zoals hierboven duidelijk wordt heeft de VVD een groter gemiddelde dan de PVV en krijgt het de eerste restzetel. Bij elke partij worden alle gemiddelden op deze manier berekend en de partij met het hoogste gemiddelde krijgt de zetel. Er is nu 1 restzetel verdeeld, maar in 2017 waren er in totaal 8 restzetels. Om de volgende restzetel te verdelen doen we precies hetzelfde alleen krijgt de VVD in de berekening nu de eerder gegeven restzetel erbij. De berekening wordt dan:
VVD: 2.238.251 : (32+1) = 67.825 stemmen per zetel.
PVV : 1.372.941 : (19 + 1) = 68.647 stemmen per zetel
Volgens de berekening hierboven heeft de PVV nu een hoger gemiddelde dan de VVD. Dit betekent dat zij de volgende restzetel krijgen toegekend. Het verdelen van restzetels blijft op deze manier doorgaan totdat alle restzetels zijn toegewezen aan een partij.
Daarnaast kunnen zetels ook verdeeld worden aan de hand van voorkeurstemmen. Als kiezer kan je namelijk je stem direct uitbrengen op een andere kandidaat dan de lijsttrekker. Als een kandidaat 25% van de kiesdeler haalt, is hij of zij direct verkozen. Als we wederom de VVD als voorbeeld nemen zien we dat dus 33 zetels te verdelen zijn. Stel dat de persoon op plek 34 in de lijst 25% van de kiesdeler haalt, dan betekent dit dat de persoon die op plek 33 staat zijn plek zal moeten afstaan aan de persoon van plek 34.
Coalitievorming en kabinetsformatie
Als alle zetels verdeeld zijn begint een ander proces, namelijk dat van coalitievorming en kabinetsformatie. Op basis van de verkiezingsuitslag gaan een aantal Kamerleden, meestal zijn dit de lijsttrekkers, onderhandelen namens hun fracties over de koers van het nieuwe kabinet. Dit is van groot belang, aangezien het kabinet tot hun taak heeft om het land te besturen en het beleid uit te voeren. Dit kabinet bestaat dan ook uit alle ministers en staatssecretarissen. Tijdens de partij onderhandelingen wordt gekeken naar de compatibiliteit van programma’s en de manier waarop deze partijen samen een nieuwe regering zouden kunnen vormen. De verwachting is dat de coronacrisis, de aanpak en de gevolgen ervan belangrijke onderwerpen zullen zijn tijdens de onderhandelingen na deze verkiezingen
Daarnaast wordt in de Tweede Kamer gedebatteerd over de verkiezingsuitslag. In dat debat wordt bepaald wie informateur wordt. Een informateur is de persoon die via de Kamervoorzitter de Kamer op de hoogte houdt van de vorderingen in de partij onderhandelingen. Deze informateur praat met alle fractievoorzitters om te kijken welke samenwerkingen er mogelijk zijn en helpt de partijen om te kijken of ze samen een coalitie kunnen vormen. Als meerdere partijen bereid zijn om een coalitie te vormen dan stelt de koning een formateur aan. Een formateur is vaak de leider van de grootste partij in de Tweede kamer. De formateur gaat in gesprek met andere leiders van de andere coalitiepartijen om het regeerakkoord te schrijven. In dit regeerakkoord worden alle plannen opgesteld voor de komende vier jaar en de ministerposten verdeeld. Op een ministerpost zit één minister die een bepaalde taak op zich neemt zoals bijvoorbeeld de gezondheidszorg. De samenwerking tussen partijen is nodig, omdat in Nederland nog nooit is voorgekomen dat een partij alleen de meerderheid in handen had. Als onderhandelingen succesvol zijn en het enkele partijen lukt om samen de meerderheid te vormen in de kamer wordt een nieuw kabinet geboren. Het kabinet wordt door de koning benoemd en wordt vernoemd naar de minister-president.
De partijen die onderdeel uitmaken van deze meerderheid noemen we de coalitie. De coalitie bestaat dus uit de regerende partijen. De partijen die hier geen onderdeel van uitmaken, behoren automatisch tot de oppositie. Toch kan het voorkomen dat het kabinet niet de meerderheid van de zetels in handen heeft, maar wel kan rekenen op de steun van een of meerdere partijen in de Kamer. Dit wordt een minderheidscoalitie genoemd. In dat geval verlenen de andere partijen gedoogsteun, maar mogen zij geen ministers of staatssecretarissen leveren. Een voorbeeld hiervan is het kabinet Rutte I, waarin de PVV diende als gedoogpartij. De samenwerking hield alleen niet lang stand, aangezien het kabinet al na 2 jaar uit elkaar viel.
Voor het kabinet is een meerderheidscoalitie meer wenselijk, omdat een meerderheid nodig is voor de doorvoering van beleid. Het voormalige kabinet, Rutte III, is een voorbeeld van zo’n meerderheidscoalitie. Het kabinet bestond uit vier partijen, de VVD, het CDA, D66 en de Christenunie en was in bezit van 76 zetels, ofwel de meerderheid.
We hopen dat dit verduidelijkt wat met jullie stemmen gebeurt na de sluiting van de stembussen en wat voor impact jullie stemmen kunnen hebben in de beleidsvorming van Nederland!
Bronnen:
https://www.tweedekamer.nl/
https://www.prodemos.nl/
https://unsplash.com/photos/T9CXBZLUvic